Op het stuk van de Pieter Calandlaan waar iedere avond Marokkaanse en Turkse jongeren rond hun auto’s hangen bij de avondwinkel, een restaurant en een belwinkel, stak een van de jongens die avond zijn hand uit. ik kwam aanfietsen. Ik zag wat zijn bedoeling was. Het was zoals toeschouwers soms bij wielrenners doen, als ze niet al te hard gaan. Ik stak mijn hand uit. Het was een high five, maar dan ter hoogte van mijn stuur.
Bij de klap zei hij hallo. Ik zei: Alles goed? Het was geen vraag die een antwoord nodig had. Het was een eenvoudige begroeting aan het einde van de avond. Ik kwam uit de stad, had op een gracht bij vrienden thuis gezeten. Er was drank, er was een performance, het was kunst. Deze jongen hing op straat in Osdorp, want waar moest hij anders naartoe?
De high five had geen last van vragen over klassen, privileges, mogelijkheden, kansen. Het was een gesprek zo kort dat er voor discussie geen kans was, gelukkig. In de korte woorden lag een begroeting, en verder niks. Het was een verademing zo in het donker op dit rommelige stuk van deze eindeloos lange straat die ik steeds beter leer kennen. De buurt ook, de mensen ook. Dat duurt een tijdje, zoals altijd.
Uiteindelijk leer je dat iedereen hetzelfde is. De jongens die op straat hangen, mijn vrienden met carrières in de beeldende kunst en literatuur. De milkshake op het dak van een Toyota en blikjes goedkoop bier gestoken in de bagagedrager van een fiets. Een honkbalpetje, mijn wollen mutsje. Een glimlach over en weer.
Hallo. Alles goed?